‘Ondervoeding bij ouderen moet dringend hoger op de beleidsagenda komen’, zegt Hoogendijk. Op verzoek van The Lancet schreef hij samen met collega-onderzoekers een internationaal overzichtsartikel over het onderwerp ondervoeding bij ouderen. Daaruit blijkt dat 1 op de 4 ouderen risico loopt op ondervoeding. Dat wil zeggen: onbedoeld gewichtsverlies, onder andere door te weinig voedsel of te weinig voedzame stoffen, met name energie en eiwitten.
Negatieve spiraal
Dat moet anders, vindt Hoogendijk, want ondervoeding kan een cascade aan ernstige effecten teweegbrengen in zeer korte tijd. ‘Gewichtsverlies leidt bij ouderen snel tot afname van de spiermassa. Dat kan functionele gevolgen hebben: minder bewegen, slechter lopen. De algehele conditie wordt minder, de botten verzwakken en de kans op vallen neemt toe. Daardoor gaan mensen niet meer graag de deur uit en raken ze in een isolement. Dat kan dan weer vergaande psychosociale effecten hebben: mensen vereenzamen of ervaren dat hun levenskwaliteit afneemt. Het gaat dus om een breed scala aan onderling gerelateerde klachten.’
Ziekte is risicofactor
Ziekte is een belangrijke risicofactor voor ondervoeding, omdat mensen dan minder kunnen of willen eten. Met de signalering van ondervoeding in het ziekenhuis is volgens Hogendijk vaak weinig mis, maar na die signalering wordt onvoldoende actie ondernomen. Hoogendijk: ‘Omdat er andere, medische prioriteiten zijn. Of omdat niet duidelijk is wie nou precies verantwoordelijk is voor het voedingsbeleid en wie daarin de regie houdt, ook na ontslag uit het ziekenhuis. Dan wordt bijvoorbeeld wel een voedingsadvies meegegeven, maar volgt niemand op of de patiënt dat naleeft. Of de arts verwijst naar een diëtist, maar heeft niet meer in beeld of de patiënt er ook daadwerkelijk heen gaat.’ Precies wat Hoogendijk en collega’s in The Lancet aankaarten: er zijn goede richtlijnen voor zorgverleners, maar die worden onvoldoende in praktijk gebracht.
Pleidooi voor diëtist
Om ondervoeding tegen te gaan, pleit Hoogendijk voor het op tijd inschakelen van een diëtist. Wat het beste advies is, is namelijk per patiënt verschillend. Het is in ieder geval belangrijk dat de spierkracht en spiermassa op peil blijven, met goede voeding, eventueel aangevuld met medische voeding, en voldoende fysieke activiteit. Er moet ook goed gekeken worden naar wat in de praktijk haalbaar is. Daarin speelt de omgeving – familie, vrienden, de thuiszorg – een belangrijke rol. ‘Creëer bijvoorbeeld vaste en liefst gezamenlijke eetmomenten. Dat helpt echt om voldoende en afwisselend te eten’, aldus Hoogendijk. In een omgeving die gericht is op de aanpak van overgewicht vraagt het tegengaan van ondervoeding wel een andere focus. Hoogendijk: ‘We letten er goed op – zeer terecht – dat ouderen niet te zwaar worden, onder meer om de cardiovasculaire risico’s te minimaliseren. Tegelijk moeten we ons wel blijven realiseren dat ondergewicht net zo gevaarlijk kan zijn. Dat een buikje bij een oudere misschien niet per se een probleem is, maar juist de reserve die hij bij een operatie of tegenslag hard nodig heeft.’
Bron: Amsterdam UMC